Communication is key!

Elkaar beter leren begrijpen in drie stappen

Inleiding

Door de Drie Stappen Methode (DSM) in te zetten leer je om (voor)oordelen weg te nemen, om normen en waarden van iemand anders beter te begrijpen en eigen grenzen op een goede manier te communiceren. Het gaat om hoe jij de situatie ziet ten opzichte van hoe de ander het ziet. Hoe zie jij de ander? Door de DSM methode te gebruiken leer je te zien hoe de ander de situatie ziet. Daardoor kan je elkaar beter begrijpen en kun je op een betere, fijnere manier met elkaar omgaan.

Pinto en Van Doremalen (2009) gaven tevens aan dat deze methode kan worden ingezet om discriminatie tegen te gaan. Dit is dan ook, samen met het verhelderen van communicatie, het doel om te bereiken met deze les. 

Doelgroep: VO, MBO

Tijd: 50 – 60 minuten

Nodig: Geen benodigdheden

Leerdoelen:

  • Je kunt laten zien wat jouw eigen normen, waarden en grenzen zijn;
  • Je kunt van een ander horen wat zijn / haar normen, waarden en grenzen zijn;
  • Je kunt feiten en meningen van elkaar scheiden;
  • Je kunt aan een ander vertellen wat jouw grenzen zijn;
  • Je kunt jouw gedrag aanpassen door iets niet meer te doen of juist wel te doen wat een ander niet fijn vindt.

We beginnen met een voorbeeld uit de praktijk.

Stel je voor: Een jongen die Amir heet, is 16 jaar oud. Hij is laatst met zijn brommer staande gehouden door een politieagent. ‘Je reed best hard op de rotonde’, zei de agent. ‘Ik geef je op voor een verplichte cursus van het CBR en zorg dat je die zelf op tijd betaalt. Tegen jouw soort mensen moet dat altijd extra duidelijk gezegd worden.’ Amir vond het vreemd dat de agent het zei en vroeg om zijn naam en dienstnummer. Maar die informatie wilde de agent niet delen.

‘Daar sta ik dan weer’, dacht Amir, ‘ik moet me weer eens legitimeren’. Dat gebeurt zo’n drie keer per week. De redenen voor het staande houden blijven altijd vaag. Hij heeft het gevoel dat er meer gebeurt dan alleen het controleren van zijn identiteitskaart. ‘Ja, ik ben een jonge man van Marokkaanse afkomst, denkt hij, ‘maar ik heb het gevoel dat ik gediscrimineerd word.’

Volgens de regels in Nederland moet een politieagent zich altijd legitimeren met naam en dienstnummer als hier door een burger naar gevraagd wordt. Politieagenten mogen mensen niet staande houden op basis van enkel huidskleur of etniciteit.

In de situatie hierboven lijkt het erop dat de politieagent Amir een vooroordeel te hebben met betrekking tot Amir. De politieagent ziet een reden om Amir staande te houden. Amir kan niet bedenken waarom hij staande is gehouden. Ook krijgt hij geen reden van de politieagent. Ze kunnen elkaars manier van denken maar niet zien. Als oplossing krijgt Amir een maatregel: hij moet zich melden bij het CBR. De DSM methode zou bij deze gebeurtenis het volgende laten zien:

Stap 1:

Word je bewust van je eigen (cultuur)gebonden normen en waarden.
De politieagent ziet Amir, en ziet een reden om hem staande te houden. Amir merkt dat hij wordt staande gehouden en snapt niet waarom. Hij denkt dat hij vanwege zijn afkomst gediscrimineerd wordt.

Stap 2:

Word je bewust van de (cultuur)gebonden normen en waarden van de ander en scheid meningen en feiten van elkaar. Onderzoek wat het ‘vreemde’ gedrag van de ander is.
De politieagent moet de regels en wetten van Nederland handhaven. Als iemand een overtreding maakt, moet hij de persoon daarop aanspreken. Als hij denkt te zien dat iemand te hard met een scooter rijdt, of een verdachte ziet, dan moet hij daar iets mee doen.
Amir voelt zich vrij op zijn scooter, maar vindt het ook belangrijk om de regels goed na te leven. Hij is zich goed bewust van de regels, omdat hij al vaak staande wordt gehouden door de politie. Hij denkt het komt door zijn Marokkaanse afkomst. Hij heeft er last van dat hij zo vaak onterecht staande wordt gehouden.

Haal meningen en feiten uit elkaar.

Meningen

Feiten

Amir

De politieagent

Amir

De politieagent

Vindt het belangrijk om zich aan de regels te houden;

Is bang dat hij staande wordt gehouden;

Voelt zich vrij wanneer hij op zijn brommer rijdt;

Voelt zich gediscrimineerd als hij weer staande wordt gehouden.

Vindt het belangrijk om de wetten en regels in Nederland na te leven;

Vindt het belangrijk om zijn werk goed te doen;

Vindt dat Amir verdacht gedrag vertoont en te hard rijdt;

Vindt dat Amir straf moet krijgen voor zijn rijgedrag.

Rijdt op zijn brommer over straat;

Is een jongen zestien jaar van Marokkaanse afkomst;

Vraagt de politieagent om zijn naam en dienstnummer.

Ziet Amir op zijn brommer rijden;

Houdt Amir staande;

Geeft niet zijn naam en dienstnummer;

Legt Amir op dat hij zich moet melden voor een verplichte cursus bij het CBR.

Stap 3:

Bepaal hoe je in die situatie met de verschillen in normen en waarden omgaat. Bepaal waar je grenzen liggen en maak deze duidelijk.

Nu Amir en de politieagent van elkaar weten wat de feiten en meningen zijn, kunnen ze met elkaar in gesprek om te bepalen hoe ze met elkaar omgaan.

Kaya en Amir zien allebei dat ze verschillende normen en waarden hebben. In plaats van dat de politieagent gelijk een maatregel oplegt, kunnen ze nu meer met elkaar in gesprek. Maar zouden ze in hun gesprek ook hun grenzen kunnen aangeven? Wat zijn dan die grenzen?

Voor Amir betekent het dat hij niet meer accepteert de politieagent zijn gegevens niet geeft en zonder reden een maatregel oplegt. Voor de politieagent betekent het dat hij niet meer accepteert dat Amir zich op de weg niet aan de regels houdt. Dit zeggen ze tegen elkaar:

Amir tegen de agent: ‘Ik vind het fijn als u zich toch kunt legitimeren. Ook ben ik bang dat u mij staande houdt vanwege mijn Marokkaanse achtergrond. Kunt u vertellen of dit klopt? Als dit waar is, zou ik dat vervelend vinden omdat ik het gevoel krijg dat ik word gediscrimineerd. 

De agent tegen Amir: ‘Ik vind het fijn als je op een normale manier iets tegen me zegt en je aan de regels houdt op de weg. We zoeken naar iemand die net als jij op een brommer rijdt en een zwarte jas aan heeft. Daarom houd ik je staande.’

Met de informatie die Amir en de politieagent nu van elkaar hebben gekregen, kunnen ze het gesprek verder voeren. Deze opening in het gesprek kan ervoor zorgen dat ze elkaar beter begrijpen. Dit kan ervoor zorgen dat ze meer openstaan voor elkaar. 

Nu ga je zelf aan de slag

Stap 1:

Wat zijn jouw eigen normen en waarden? Welke regels heb jij vanuit huis meegekregen? Bijvoorbeeld: Met eten wachten totdat iedereen heeft opgeschept. Of: Je mag nooit iemand uitschelden.

 

Stap 2:

Wat zijn normen en waarden van de ander? Welke regels heeft hij / zij vanuit huis meegekregen?

 

Haal meningen en feiten uit elkaar.

Meningen

Feiten

Jij

De ander

Jij

De ander

    

 Welk gedrag vinden jullie vreemd aan elkaar?

 Dit vind ik vreemd:

 

 Dit vindt de ander vreemd:

 

Stap 3:

Bepaal hoe je in die situatie met de verschillende normen en waarden van elkaar omgaat. Doe dat op de volgende manier:

 Als de ander ______________ doet/zegt, dan gaat hij/zij over mijn grenzen heen:

 

Welke grenzen heeft de ander? Wat mag jij niet meer doen volgens de ander?

 

Vertel het aan de ander. Maak daarvoor de volgende zin af: Ik vind het fijn als je…….’

 

Bronvermelding

Pinto, D., van Doremalen, H. (2009). Conflicthantering en diversiteit. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.